Collega’s

´Leraren klagen erover dat het Haagse beleid heel demotiverend is. Daar geef ik ze gewoon gelijk in. Ze zijn decennia lang genegeerd en geminacht´, schreef publicist Leo Prick in ´Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt´ uit 2005. De publicatie bracht de brede discussie over de positie van de leraar in een stroomversnelling. Door de schaalvergroting in het onderwijs en een toenemende verzakelijking van het onderwijs (efficiëntie, outputsturing en een meer zakelijke bedrijfsvoering) was de leraar steeds meer in een uitvoerende rol terechtgekomen in plaats van de spil en eigenaar van het onderwijsproces te zijn. In die situatie kwam ook de pedagogische relatie tussen leraar en leerling onder druk te staan. In plaats van dat het leraarschap als een van de belangrijkste beroepen in onze samenleving werd beschouwd, kreeg het minder aanzien.

Een belangrijke ommekeer bracht de Commissie Leraren onder leiding van SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan te weeg, die in 2007 een rapport presenteerde over de aanpak van het lerarentekort, de positie van de leraar en de kwaliteit van de leraar. Het rapport bestaat uit drie samenhangende categorieën aanbevelingen waarmee het leraarschap structureel wordt versterkt: een betere beloning, een sterker beroep en een meer professionele school. Het laatste zou gestalte moeten krijgen door leraren intensief bij organisatieverbeteringen te betrekken en bij besluitvorming rond alle onderwijsgerelateerde beslissingen. Zo zou opnieuw ruimte moeten ontstaan voor de leraar om, meer dan het geval is, zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de inrichting van zijn taken.

Een belangrijke ontwikkeling in dit verband is de vorming van teams in scholen. Niet langer is de individuele leraar verantwoordelijk voor zijn eigen lessen, maar werken teams van leraren samen om een vakoverstijgend programma en onderwijs en zorg op maat te ontwikkelen en aan te bieden. Bovendien doorbreekt de vorming van teams het gevoel van grote, anonieme scholen. Teamvorming kan niet alleen gunstig werken op de samenwerking en professionele ontwikkeling van docenten, maar ook op de leerresultaten van leerlingen.

Omdat katholieke en protestants-christelijke scholen de persoonsontwikkeling van de leerling zo belangrijk vinden, vinden zij het ook van belang dat leraren zich bewust zijn van hun eigen waarden en wat hen zelf gevormd heeft. In dit verband kunnen we ook spreken van de spiritualiteit van de leraar: wat inspireert de docent ten diepste om in het onderwijs te werken en van waaruit wil hij werken?