Lesmethoden

In het begin van de negentiende eeuw probeerde de regering het onderwijs centraal te gaan regelen om het erbarmelijke niveau op te vijzelen. Daarom werd een Algemene Boekenlijst gemaakt, die voor iedere klas een aantal leer- en leesboeken aanwees, waaruit de onderwijzer een keuze moest maken. Die lijst is later ingetrokken, omdat het gebrek aan keuzemogelijkheden niet in overeenstemming was met het principe van ‘vrijheid van onderwijs’. De kern van dat principe is namelijk dat de keuze voor bepaalde pedagogische uitgangspunten of onderwijskundige theorieën op schoolniveau gemaakt wordt. De selectie van lesmethoden is onderdeel van de beslissingsvrijheid van de scholen en de docenten hebben hierbij vanzelfsprekend een belangrijke rol.

Voor een leraar is een methode of leerboek buitengewoon belangrijk. Ongeveer 75% van de lesinhoud wordt hiermee vastgelegd. Dat is helemaal niet zo gek, omdat een methode nu eenmaal ook moet voldoen aan de kerndoelen en de exameneisen. Daarmee wordt een belangrijk deel van wat leerlingen moeten leren centraal vastgelegd. Maar niet alles wordt dichtgeregeld. Er blijft ruimte om eigen onderwerpen toe te voegen en keuzes te maken op welke manier de leerstof wordt behandeld.

Tegenwoordig zijn er vrijwel geen lesmethoden meer die speciaal geschreven zijn voor rk en pc scholen. Methoden zijn over het algemeen neutraal en daardoor op elke school te gebruiken (dus geen Maria-afbeeldingen meer in taalboekjes). Zelfs bij een identiteitsgevoelig vak als geschiedenis is dat het geval. Er wordt van uitgegaan dat niet de methode, maar de docent de drager van de identiteit is: hij interpreteert en presenteert de lesstof. Het is aan de docent om op een rk of pc school voorbeelden uit de rk of de pc wereld te gebruiken. En het is aan het georganiseerde rk of pc onderwijs om ten dienste van die docent aanvullend, identiteitsgevoelig lesmateriaal te bieden (zie ook ‘Identiteit in de vakkenlijn’).