Missie van de school

In de jaargids van een christelijke middelbare school staat als missie:

´´Onze school baseert zich op de Bijbel; daaraan ontleent zij de inspiratie en motivatie om onderwijs te geven waarin mens en talent een eenheid vormen. Het onderwijs zelf is gericht op ontwikkeling van kennis en vaardigheden waarmee jong-volwassenen straks invulling geven aan de wereld. De school biedt ruimte en geborgenheid om elkaar in verschil en eenheid te herkennen.´´

Het zal duidelijk zijn: hier is over nagedacht. In de missie formuleert een school haar rol en taak binnen het huidige onderwijsveld en geeft ze aan op welke wijze ze die rol wil vervullen en die taak denkt te kunnen uitvoeren. Een ideaal waarnaar gestreefd wordt, eigenlijk. Om ervoor te zorgen dat zo’n missie meer wordt dan wat mooie woorden en goede voornemens, moet ze natuurlijk in de praktijk van alledag worden uitgewerkt.

Dat gaat niet vanzelf. Zo’n missie wordt meestal eerst uitgewerkt in een visie en een doelstelling. Zo kan “ruimte en geborgenheid om elkaar in verschil en eenheid te herkennen” concreter worden gemaakt door uit te spreken dat de school rekening houdt met verschillen tussen leerlingen (zowel qua intelligentie als wat levensvisie betreft). Daarnaast kan de school dan aangeven dat ze waarden, normen en zingevingvragen voor het onderwijs van belang vindt en ervan uitgaat dat schoolleiding, leraren en leerlingen respectvol met elkaar omgaan.

Maar dan begint het pas echt. In een ideale situatie toetsen alle betrokkenen al hun activiteiten binnen de school aan het ideaal dat in de missie is geformuleerd. Maar zo gaat het in de dagelijkse praktijk natuurlijk niet. Iedereen begrijpt dat dat niet realistisch is. Maar als er nooit naar de missie wordt gekeken, en de dagelijkse praktijk meer en meer de gang van zaken bepaalt, verdwijnt het ideaal snel uit het zicht. En dan beginnen de problemen.

Het is van groot belang dat van tijd tot tijd wordt nagegaan of de school als geheel nog wel bezig is het ideaal van de missie vorm te geven. En of er misschien langzamerhand van het ideaal wordt afgeweken. Daar kunnen goede redenen voor zijn (en dan moet je het ideaal aanpassen), maar er kan ook onoplettendheid in het spel zijn. Dan zou het tijd kunnen worden om kritisch te kijken naar de gegroeide praktijk…. In alle gevallen gaat het erom regelmatig met alle betrokkenen in gesprek te blijven.